Tijdens de feestdagen brengt u een bezoek aan de woningboulevard. U sluit een koopovereenkomst met betrekking tot een bank. Eén dag later realiseert u zich echter dat u de bank in een opwelling heeft gekocht, en wenst u over te gaan tot annulering van de aankoop. Verkoper stelt dat annulering tot gevolg heeft dat u schadevergoeding verschuldigd bent. Dit roep de vraag op of een “annuleringsbeding” in overeenstemming is met de wet. In een recente uitspraak (ECLI:NL:RBAMS:2023:7420) heeft de rechter geoordeeld over deze vraag.
Feiten
Op 2 mei 2023 sluit koper een schriftelijke koopovereenkomst met een meubelzaak. Het koopobject betreft een bank, voor een koopprijs € 7.000. De door koper verrichte aanbetaling betreft € 1.750. Op voormelde overeenkomst zijn de voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen van toepassing. In artikel 12 van deze voorwaarden is een annuleringsbeding neergelegd, dat luidt als volgt:
- “Als de afnemer annuleert is hij een schadevergoeding verschuldigd. Deze is gebaseerd op gederfde inkomsten op basis van gemiddelden in de branche. De schadevergoeding is opgebouwd uit de brutowinstmarge (vaste en variabele kosten, winstopslag), verminderd met niet gemaakte variabele kosten, zoals afleverkosten. De schadevergoeding bedraagt 30% van de koop-/aanneemsom, behalve als partijen iets anders hebben afgesproken. Deze is 50% als de afnemer annuleert terwijl hij al is geïnformeerd dat de (deel)levering kan plaatsvinden.
- De in lid 1 genoemde percentages zijn vaststaand, behalve als de ondernemer kan bewijzen dat zijn schade groter is of de afnemer aannemelijk kan maken dat de schade kleiner is.”
Binnen 24 uur na het sluiten van de koopovereenkomst bedenkt koper zich, annuleert hij de koop en verzoekt hij terugbetaling van zijn aanbetaling van € 1.750. Verkoper deelt daarop mede dat koper in geval van annulering gehouden is tot betaling van een annuleringsvergoeding van 30% van het aankoopbedrag, zijnde een bedrag van in totaal € 2.100. Het restant van € 350 euro is dan ook door verkoper in rekening gebracht bij Koper. Koper stelt zich op het standpunt dat hij bij annulering van zijn aankoop helemaal geen annuleringsvergoeding verschuldigd is, dat de aanbetaling van € 1.750 als onverschuldigd betaald moet worden beschouwd en dat dit bedrag aan hem moet worden terugbetaald.
Beoordeling
De rechter buigt zich in deze zaak over de vraag of het beding oneerlijk is. Het ligt op de weg van verkoper om te stellen en te onderbouwen dat de bedongen vergoeding, zijnde 30% van het aankoopbedrag, in dit specifieke geval en met inachtneming van alle omstandigheden in redelijke verhouding staat tot de werkelijke geleden schade. Hieraan is niet voldaan, namelijk:
- Verkoper voert aan dat zij voor de vergoeding een percentage van 30% van de koopsom hanteert omdat dat percentage is gebaseerd op gederfde inkomsten op basis van gemiddelden in de branche. De berekening van de accountant waarnaar verkoper verwijst bevat echter geen specificatie van de door verkoper in dit specifieke geval geleden schade.
- Verkoper heeft ook niet gesteld en onderbouwd dat de bank daadwerkelijk in productie is genomen door de fabrikant en dat verkoper annuleringskosten daarvoor moest betalen. Verkoper lijkt daarmee te miskennen dat een (tot op zekere hoogte) gefixeerde vergoeding van 30% slechts redelijk is indien voldoende aannemelijk is dat de hoogte van de werkelijke schade daar niet te veel van afwijkt.
Voorts stelt de rechter in deze zaak vast dat:
- de bedongen vergoeding zeer hoog is in verhouding tot de aankoopsom;
- verkoper de schadevergoeding over de aankoopsom inclusief btw rekent, terwijl moet worden aangenomen dat haar contractbelang exclusief btw is;
- het beding ten aanzien van de bewijslast (dat verkoper aanspraak geeft op een hogere vergoeding indien verkoper bewijst dat de geleden schade hoger is dan 30% en het beding de bewijslast voor een lagere bedrag aan schade legt bij de consument) het evenwicht verstoort tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen;
- over het beding niet afzonderlijk door verkoper met koper is onderhandeld.
De rechter komt tot de slotsom dat verkoper onvoldoende heeft onderbouwd dat de annuleringskosten van 30% een redelijke vergoeding vormen voor de door haar geleden schade. Het annuleringsbeding wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt als bedoeld in artikel 6:233 BW en is daarmee oneerlijk in de zin van Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13). Het beding wordt vernietigd en verkoper moet het aanbetaalde bedrag terug betalen aan koper.
Vragen?
Dit artikel is geschreven door Mei li Ramakers. Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen over contractuele bedingen of heeft u advies nodig bij het opstellen of herzien van een overeenkomst of algemene voorwaarden? Neem dan gerust contact met haar op (m.ramakers@paulussen.nl) of met een van onze andere collega’s van de sectie ondernemingsrecht. Voor een afspraak kunt u terecht bij zowel ons kantoor te Maastricht als ons kantoor te Heerlen.
Nieuws Overzicht