Gluren bij de buren

13.07.2022

Veel mensen hebben beveiligingscamera’s geïnstalleerd rondom hun woning. Dat schrikt kwaadwillenden af. En als er onverhoopt toch iets gebeurt, dan kunnen de camera’s misschien een waardevolle bijdrage leveren aan de opsporing van de dader. In het algemeen heeft iedereen een gerechtvaardigd belang om zijn of haar eigendommen en privésfeer te beschermen. Ook door middel van camera’s. Maar de buren kunnen daar soms anders over denken…

Het richten van camera’s op het perceel van de buren kan onrechtmatig zijn als daardoor inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer (privacy) van de buren. Dat kan voor de buren een reden zijn om te vragen de camera’s te verwijderen of te verplaatsen. Onder bepaalde omstandigheden, zoals bij ernstige privacyinbreuken, kan er ook een schadevergoeding worden gevorderd.

Maar niet iedere privacyinbreuk is onrechtmatig. Als namelijk de belangen die met het plaatsen van de camera’s worden gediend, zwaarder wegen dan de belangen van de buren wiens privacy wordt geschonden, dan kunnen ook camera’s zijn toegelaten die het perceel van de buren in beeld brengen. Er moet dus een belangenafweging plaatsvinden. Daarbij moet ook worden bekeken of er misschien andere mogelijkheden zijn die recht doen aan de bescherming van eigendommen, maar die geen of in mindere mate inbreuk maken op de privacy van de buren.

Een illustratie aan de hand van drie recente uitspraken.[1]

Bij de rechtbank Rotterdam hebben twee buurvrouwen geprocedeerd over camera’s die de gedaagde buurvrouw voor een deel had gericht op de voor- en achtertuin en de oprit van de eisende buurvrouw. Bij beweging werden de camerabeelden opgenomen en bewaard gedurende maximaal vier weken. De eisende buurvrouw voelde zich daardoor bespied.

De camera’s waren geïnstalleerd door een beveiligingsbedrijf. Dat bedrijf had de zichtbare gedeelten van het terrein van de buurvrouw afgeschermd door digitaal zwarte blokken aan te brengen. Uitsluitend het beveiligingsbedrijf kon het perceel van de buren weer zichtbaar te maken. De buurvrouw die de camera’s gebruikte kon dat zelf niet.

De rechtbank kwam na bestudering van de schermafdrukken van de camerabeelden tot het oordeel dat er geen inbreuk is gemaakt op de privacy van de eisende buurvrouw. Er waren voldoende maatregelen genomen om haar perceel af te schermen. De vrees van de eisende buurvrouw dat de gedaagde buurvrouw, haar kinderen of anderen het camerasysteem zouden kunnen hacken, acht de rechtbank niet zwaarwegend genoeg. De rechtbank constateert echter wel dat bepaalde camera’s ook op een andere plek zouden kunnen hangen. Om die reden geeft de rechtbank aan de gedaagde buurvrouw vanuit het oogpunt van een goede verstandhouding met de eisende buurvrouw in overweging om toch deels tegemoet te komen aan haar bezwaren. Maar dat verandert niets aan het oordeel dat de privacy niet is geschonden.

Bij de rechtbank Oost-Brabant discussieerden twee andere buren onder andere over een videodeurbel, die uitsluitend werd geactiveerd zodra er werd aangebeld. Daarbij werd een gedeelte van het perceel van de buren in beeld bracht. Maar volgens de rechtbank werd hier geen inbreuk gemaakt op de privacy van de buren. Daarbij woog mee dat er geen camerabeelden werden opgeslagen of terug konden worden gekeken, omdat het daartoe vereiste abonnement ontbrak.

De rechtbank oordeelde echter anders over beveiligingscamera’s die waren gericht op een deel van het perceel van de buren en op de openbare weg. De buren die de camera’s hadden geplaatst moesten maatregelen nemen zodat alleen hun eigen perceel gefilmd zou worden en niet de buren. Dat bleek echter lastiger ten aanzien van een gemeenschappelijk toegangspad. Daarover oordeelt de rechter dat ook als dit pad na de getroffen maatregelen nog in beeld komt, de privacyinbreuk van de buren zo beperkt is dat die niet opweegt tegen het gerechtvaardigde belang van de andere buren om hun perceel met camera’s te beveiligen.

In een zaak bij de rechtbank Gelderland hadden de gedaagde buren weliswaar slechts camera’s gericht het perceel waarvan zij eigenaar waren, maar op dat perceel was een erfdienstbaarheid ontstaan ten gunste van de eisende buren. De eisende buren konden hun woning alleen bereiken via die erfdienstbaarheid (een pad). Omdat de eisende buren geen alternatieve route hadden, kunnen er volgens de rechtbank zwaardere eisen worden gesteld aan het plaatsen van camera’s met zicht op dat pad. De gedaagde buren hadden bovendien wel een alternatief om hun eigendommen effectief te beveiligen, namelijk door de camera’s op een concrete andere plek te hangen waarbij geen inbreuk zou worden gemaakt op de privacy van de eisende buren. Verder acht de rechtbank het niet van belang dat een of meer camera’s slechts dummy’s waren: de onechtheid van bepaalde camera’s was niet kenbaar voor de eisende buren en maakte ook geen verschil voor de door die buren ervaren privacyinbreuk. In deze zaak moesten de gedaagde buren de camera’s dus verwijderen.

Deze bijdrage werd geschreven door Bart Lenferink. Als u naar aanleiding van dit artikel vragen hebt, neemt u dan met hem contact op via b.lenferink@paulussen.nl of via 045 560 60 00.

 

[1] Rechtbank Rotterdam 1 juli 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:5329; Rechtbank Oost-Brabant 27 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2244; Rechtbank Gelderland 18 mei 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2783.

 

Nieuws Overzicht