Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de vaccinatieplicht

01.10.2021

Inmiddels heeft iedereen in Nederland een prikuitnodiging van de overheid ontvangen. Dat wil zeggen dat iedereen de mogelijkheid heeft om zich te laten vaccineren tegen COVID-19. Momenteel is het een hot topic bij de mensen thuis, in de media en op de werkvloer: laat men zich vaccineren of toch liever niet? Vanaf 25 september 2021 is alleen met een coronatoegangsbewijs voor iedereen vanaf 13 jaar toegang mogelijk in alle horeca binnen, bij evenementen en bij bioscopen en theaters. Hierdoor is er discussie ontstaan over of deze maatregelen al dan niet een (indirecte) vaccinatieplicht inhouden. In Frankrijk en Italië zijn de ‘pass sanitaire’ en de ‘certificazione verde’ al een tijdje in onder andere de horeca verplicht. Al deze maatregelen hebben ingrijpende gevolgen voor het dagelijkse leven van ongevaccineerden.  Mag dit allemaal wel zomaar?

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: Hof) heeft in een recente uitspraak van 8 april 2021 (ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113) deze problematiek aan de orde gesteld, namelijk of een verplicht vaccinatieprogramma geoorloofd is. Deze zaak had niet specifiek betrekking op COVID-19, maar heeft ook voor het beleid omtrent de bestrijding van deze pandemie absoluut betekenis. Het geschil betrof de volgende feiten. Tsjechische ouders klaagden bij het Hof over het feit dat hun kinderen bij wet verplicht werden om zich te laten vaccineren tegen negen infectieziekten. Indien zij hier niet aan voldeden, werden hun kinderen uitgesloten van voorschoolse faciliteiten en kregen de ouders een boete opgelegd. Het Hof oordeelde dat Tsjechië mocht overgaan tot het invoeren van een verplicht vaccinatieprogramma en dat de genomen maatregelen niet in strijd waren met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Het Hof overwoog daartoe als volgt.

Het verplichte vaccinatieprogramma van Tsjechië maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit, maar deze inbreuk is volgens het Hof niet onrechtmatig. De landen die zijn aangesloten bij het EVRM hebben een grote mate van beleidsvrijheid bij het inrichten van een vaccinatieprogramma. Deze grote mate van beleidsvrijheid komt de verdragsstaten op het gebied van gezondheidszorg dikwijls toe en in dit geval in het bijzonder nu er een algemene consensus bestaat ten aanzien van het belang van vaccineren als zodanig. Er is minder consensus over hoe een hoge vaccinatiegraad bereikt moet worden. Belangrijk hierbij is in ieder geval wel dat de vaccinatieplicht niet afdwingbaar mag zijn. Er mogen geen vaccinaties worden toegediend tegen de wil van de mensen in. Het Hof oordeelde dat dit bij het verplichte vaccinatieprogramma in Tsjechië niet het geval was. Ouders moesten dan wel een boete betalen wanneer zij weigerden hun kinderen te laten vaccineren, maar zij hadden daarmee nog steeds de mogelijkheid om hun kinderen niet te laten vaccineren.

Verder kent het Hof waarde toe aan de volgende omstandigheden. Op grond van het recht op leven (artikel 2 EVRM) en het recht op privéleven (artikel 8 EVRM) hebben de verdragsstaten een positieve verplichting om passende maatregelen te treffen om de gezondheid en het leven van de mensen die binnen hun jurisdictie vallen, te beschermen. Volgens het Hof weegt het collectieve gezondheidsbelang zwaarder dan de belangen van individuen. Andere relevante omstandigheden zijn onder andere dat de vaccins worden vergoed door de staat, dat de ouders van de gevaccineerden een beroep kunnen doen op een schadevergoeding indien er bijwerkingen ondervonden worden als gevolg van het vaccin, dat de boete voor ouders die de vaccinatieplicht niet naleven relatief laag is en dat kinderen met bepaalde gezondheidsproblemen niet verplicht zijn om zich te laten vaccineren.

Volgens deze uitspraak hangt het dus van alle omstandigheden van het geval af, waaronder voorgenoemde, of een verplicht vaccinatieprogramma ook in Nederland kan worden ingevoerd. Het Hof laat deze keuze voor een vaccinatieprogramma over aan de verdragsstaten. Een belangrijke vraag voor de Nederlandse burger, en vanzelfsprekend voor iedere burger van de andere verdragsstaten, is wat een vaccinatieplicht, met name in het kader van COVID-19, voor hem kan betekenen. Het Hof gaat hier niet specifiek op in en oordeelt louter, toegespitst op de problematiek met betrekking tot het verplichte vaccinatieprogramma in Tsjechië, dat ongevaccineerde kinderen van voorschoolse faciliteiten kunnen worden uitgesloten. Dit aangezien de klacht van de ouders zich ook niet richtte tegen een mogelijke vaccinatieplicht met betrekking tot COVID-19. A.C. Hendriks schrijft in zijn noot bij deze uitspraak dat het Hof hiermee suggereert dat ongevaccineerden volgens het Hof kunnen worden uitgesloten bij niet-essentiële activiteiten. Het gaat volgens hem te ver om ongevaccineerden uit te sluiten van essentiële activiteiten. Het is aan de wetgever om te bepalen wat wel en niet als essentieel moet worden aangemerkt.

De Nederlandse (nationale) wet- en regelgeving zou een verplicht vaccinatieprogramma waarschijnlijk niet beletten. Tegenstanders van een Nederlandse vaccinatieplicht wijzen veelal op artikel 11 Grondwet (hierna: GW). De bepaling houdt het recht in te worden gevrijwaard van schendingen van en inbreuk op het lichaam door anderen. Dit recht is echter niet absoluut. De bepaling staat beperkingen bij of krachtens de wet toe. Het belang van de volksgezondheid is zo een belang dat een inbreuk op artikel 11 GW toelaat. Als de volksgezondheid in gevaar is, weegt dat belang veelal zwaarder dan artikel 11 GW. De vaccinatieplicht zou vervolgens opgenomen moeten worden in een wet (in formele zin), maar gelet op de wettelijke grondslag voor het bij bepaalde evenementen verplichte coronatoegangsbewijs in artikel 58ra Wet publieke gezondheid zou deze wet hier mogelijk voor in aanmerking komen.[1] Bij zo een verplicht vaccinatieprogramma zou de internationale wet- en regelgeving (zie onder andere bovengenoemde uitspraak) in acht moeten worden genomen.

Concluderend mogen de verdragsstaten dus, wat het Hof betreft, een verplicht vaccinatieprogramma invoeren. Vaccinaties mogen niet dwingend worden opgelegd, maar het niet nemen van het COVID-19-vaccin kan mogelijkerwijs wel verregaande gevolgen hebben voor de mensen in kwestie. Het is voorts aan de nationale wetgever om te bepalen welke consequenties dit dan zouden kunnen zijn.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met één van de advocaten van onze praktijkgroep Overheid en Non-Profit, via info@paulussen.nl of 043 – 321 66 40.

***
[1] Buiten beschouwing gelaten of het bij bepaalde evenementen verplichte coronatoegangsbewijs al dan niet een (indirecte) vaccinatieplicht inhoudt.

Nieuws Overzicht