Vertragingsrente over de huurschuld in faillissement: boedelschuld?

25.05.2022

Boedelschulden                                                                   

Indien een (rechts)persoon in staat van faillissement wordt verklaard, wordt een curator aangesteld ter vereffening van de boedel. Vereffening van de boedel vindt plaats met het oog op uitdeling aan de schuldeisers van de failliet. De verplichtingen aan die schuldeisers worden geclassificeerd in: 1) boedelschulden, 2) faillissementsschulden en 3) niet-verifieerbare schulden. Uitdeling aan schuldeisers door de curator vindt vervolgens plaats met toepassing van de wettelijke rangorde: preferent, concurrent en achtergesteld. Separatisten zoals pand- en hypotheekhouders hoeven niet te wachten op de uitdeling. Zij kunnen in beginsel meteen en zelfs al voor datum faillissement hun rechten uitoefenen, buiten de curator om.

Een schuldeiser wiens vordering wordt aangemerkt als boedelschuld heeft een goed vertrekpunt. Boedelschulden dienen als eerst te worden voldaan, uiteraard met inachtneming van de rangorde. Pas daarna worden de overige schulden voldaan.

In de Faillissementswet (Fw) is niet heel veel geregeld over boedelschulden. De Hoge Raad heeft die leemte deels ingevuld in het arrest Koot Beheer/Tideman qq. De Hoge Raad heeft daarin verduidelijkt dat boedelschulden enkel zijn: schulden die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel. De Hoge Raad maakte daarbij nader onderscheid tussen drie categorieën boedelschulden, te weten:

  1. schulden die op grond van de wet worden aangemerkt als boedelschuld;
  2. schulden die door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan;
  3. schulden die een gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.

Een voorbeeld van een boedelschuld die wel in de Faillissementswet is geregeld betreft een huurschuld. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 39 lid 1 Fw kan de curator de huur tussentijds doen eindigen, met dien verstande dat de huurprijs wordt aangemerkt als (concurrente) boedelschuld vanaf datum faillissement. In geval van een surseance van betaling wordt de huurprijs op grond van artikel 238 lid 2 Fw vanaf datum surseance aangemerkt als boedelschuld.

Als de boedel genoeg geld heeft, kan de curator een uitdeling doen aan de verhuurder. De uitdeling gebeurt meestal wel pas jaren nadat de huur is geëindigd. De vraag is dan: kan de verhuurder aanspraak maken op vertragingsrente?

Deze vraag heeft de Hoge Raad beantwoord in het arrest Berkheijde Private Investors Fund/Janssen qq en Koers qq (24 december 2021) waarin opnieuw een oordeel is gegeven over boedelschulden.

Uitspraak Hoge Raad inzake Berkheijde Private Investors Fund/Janssen qq en Koers qq

Feiten en omstandigheden

Op 14 april 2015 is aan PaperlinX BV voorlopige surseance van betaling verleend. Twee dagen later is de surseance ingetrokken en is het faillissement uitgesproken. Ter afwikkeling van het faillissement zijn twee curatoren aangesteld. Op 20 juli 2015 hebben de curatoren de huurovereenkomst ex artikel 39 Fw opgezegd tegen 31 oktober 2015. De verhuurder stelt zich op het standpunt dat niet enkel de huur als boedelschuld dient te worden aangemerkt, maar dat ook de contractuele rente, althans de wettelijke rente, als boedelschuld dient te worden bestempeld.

In de tussen de failliet en de verhuurder gesloten huurovereenkomst is een bepaling opgenomen waarin is overeengekomen dat de huurder rente verschuldigd bij te late betaling.

Oordeel Hoge Raad

Het faillissement brengt geen verandering in een bestaande wederkerige overeenkomst. Met dit uitgangspunt overweegt de Hoge Raad in de eerste plaats dat de vraag of verzuim bestaat ten aanzien van de vordering tot huurbetaling over de boedelhuurperiode moet worden beantwoord aan de hand van de onderhavige huurovereenkomst en de op verzuim toepasselijke wettelijke bepalingen. De Hoge Raad stelt vast dat in deze zaak sprake is van verzuim.

Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat indien verzuim bestaat, en de schuldeiser recht heeft op schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, de aard van een boedelvordering met zich meebrengt dat ook de met de boedelvordering verbonden verplichting tot betaling van deze rente moet worden aangemerkt als boedelschuld. Indien in afwijking van de wettelijke rente een contractuele (vertragings)rente is overeengekomen, geldt de contractuele rente als boedelschuld.

Kort gezegd:

  1. De rente over een boedelschuld is dus óók een boedelschuld.
  2. De huurovereenkomst bepaalt welke rente geldt: de contractuele rente of de wettelijke rente.

Uit de overwegingen van de Hoge Raad kan bovendien worden afgeleid dat dit in zijn algemeenheid geldt en dat dit dus ook opgaat voor andere boedelschulden.

Gevolgen voor de praktijk

Voormeld arrest is zowel relevant voor de insolventierechtelijke praktijk als voor (onder meer) de huurrechtpraktijk. Vanuit insolventierechtelijk oogpunt behoren curatoren zich er van bewust te zijn dat vertragingsrente over de huurschuld ex artikel 39 Fw ook wordt aangemerkt als boedelschuld. Vanuit de huurrechtpraktijk dienen verhuurders bij het opstellen van de huurovereenkomst alert te zijn op het bedingen van contractuele vertragingsrente bij het niet tijdig voldoen van de huurschuld. Ter vermijding van geschillen is het aanbevelenswaardig om een clausule aangaande contractuele vertragingsrente, en de omstandigheden waaronder verzuim intreedt, zo specifiek en duidelijk mogelijk te omschrijven in de huurovereenkomst.

Vragen?

Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen op gebied van insolventierecht of heeft u advies nodig bij het opstellen van een huurovereenkomst of wenst u een huurovereenkomst te herzien, neem dan contact op met een van onze specialisten.

Dit artikel is geschreven door Mei li Ramakers. Voor meer informatie over dit onderwerp of andere insolventierechtelijke kwesties kunt u contact met haar opnemen via m.ramakers@paulussen.nl of telefonisch via: 043 321 66 40.

 

Nieuws Overzicht