De drie bijzondere verstrekkingsvormen onder de Wet open overheid (deel II)

06.06.2023

Op 22 mei 2023 hebben wij ons eerste nieuwsartikel gepubliceerd over de drie bijzondere verstrekkingsvormen onder de Wet open overheid (hierna: ‘Woo’). In het hiervoor genoemde nieuwsartikel wordt toegelicht dat de Woo ten opzichte van zijn voorganger (Wet openbaarheid van bestuur) een aantal noviteiten kent, waaronder de mogelijkheid voor bestuursorganen om informatie die niet voor eenieder openbaar kan worden gemaakt, wel op grond van de Woo aan één of enkele personen te verstrekken. Dit betreft de zogenaamde bijzondere informatieverstrekking.

Zoals gezegd kan deze bijzondere informatieverstrekking zich voordoen in drie gevallen: bij informatie die betrekking heeft op de verzoeker (art. 5.5 Woo), als er “klemmende redenen” zijn om aan de verzoeker de gevraagde informatie te verstrekken (art. 5.6 Woo) of als het gaat om toegang tot informatie ten behoeve van onderzoek (art. 5.7 Woo).

Het nieuwsartikel van 22 mei 2023 zag op het verzoek om informatie die betrekking heeft op de verzoeker (art. 5.5 Woo). In dit nieuwsartikel over de tweede bijzondere informatieverstrekking wordt artikel 5.6 Woo uitgelicht. In dit artikel is geregeld dat bijzondere informatieverstrekking zich kan voordoen als er klemmende redenen zijn om aan de verzoeker de gevraagde informatie te verstrekken. Hierna volgt een toelichting.

Het is denkbaar dat in een bepaalde situatie een verzoeker belang heeft bij inzage in informatie, die ingevolge de uitzonderingsgronden in de Woo (art. 5.1 en 5.2) niet voor eenieder openbaar gemaakt kan worden. Indien bij een bestuursorgaan een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Woo wordt ingediend, dan kan het bestuursorgaan ervoor kiezen om op grond van art. 5.6 Woo de gevraagde informatie, ondanks de toepasselijke uitzonderingsgrond(en), in verband met de aanwezigheid van klemmende redenen enkel aan de verzoeker te verstrekken (en dus niet openbaar te maken voor eenieder).

Met de term klemmende redenen bedoelt de wetgever aan te geven dat slechts om zwaarwegende redenen tot verstrekking van de gevraagde gegevens op grond van art. 5.6 Woo kan worden overgegaan. Volgens de wetgever is een nadere normering van de gevallen waarin het artikel kan worden toegepast moeilijk te geven, nu het gaat om “niet te voorziene uitzonderlijke gevallen”. Niettemin heeft de wetgever ter illustratie hiervan toch een voorbeeld genoemd in de totstandkomingsgeschiedenis:

“bij de overheid (arbeidsinspectie) berustende gegevens over schadelijke stoffen die niet openbaar zijn, omdat het vertrouwelijk verstrekte bedrijfsgegevens zijn, waarbij die gegevens worden verstrekt aan een werknemer die als gevolg van die schadelijke stoffen een dodelijke ziekte heeft opgelopen, maar zonder de bij de overheid berustende gegevens niet kan aantonen dat hij met de ziekteveroorzakende stoffen in aanraking is geweest”.

Dat sprake is van klemmende redenen mag volgens de wetgever niet te snel worden aangenomen nu dit in de praktijk “zou kunnen leiden tot een uitholling van het systeem van de uitzonderingsgronden”. Immers, de Woo stelt openbaarheid van publieke informatie voorop en als uitgangspunt geldt dat toegang tot publieke informatie een recht is dat in beginsel aan eenieder in gelijke mate toekomt.

Een ander punt dat nog de aandacht verdient is het volgende. Naast de Woo bestaan er ook bijzondere openbaarmakingsregelingen. Het gaat daarbij om wetten waarin een specifieke regeling is getroffen voor openbaarmaking of geheimhouding van informatie, die de Woo (deels) opzij zet. Indien een Woo-verzoek op informatie als bedoeld in zo’n bijzondere regeling ziet, kan het bestuursorgaan dus óók geen toepassing geven aan art. 5.6 Woo. Een bijzondere openbaarmakingsregeling kan echter wel alsnog voorzien in een vergelijkbare bijzondere informatieverstrekkingsmogelijkheid. Een voorbeeld van een bijzondere openbaarmakingsregeling is de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Een deel van deze wet ziet op de verwerking van strafvorderlijke gegevens. Onder strafvorderlijke gegevens wordt verstaan “persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg in een gegevensbestand verwerkt”. Omtrent deze gegevens regelt de hiervoor genoemde wet in welke gevallen en aan wie informatie kan worden verstrekt.

Tot slot geldt dat indien het bestuursorgaan toepassing geeft aan art. 5.6 Woo, en daarmee dus het besluit neemt om enkel informatie aan de verzoeker te verstrekken, in dat besluit voorwaarden opgelegd kunnen worden ter bescherming van de belangen van derden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een geheimhoudingsplicht. Overtreding van de opgelegde voorwaarden is een misdrijf en kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete (art. 8.1 Woo). Tegen het besluit – en dus ook de daarin neergelegde voorwaarden – kunnen rechtsmiddelen worden aangewend

Dit artikel is geschreven door Ghazal Sarandib. Voor meer informatie over dit onderwerp of over andere bestuursrechtelijke kwesties, kunt u contact opnemen met haar
(g.sarandib@paulussen.nl) of met een van de andere specialisten van team Overheid en non-profit. Telefonisch zijn zij bereikbaar via telefoonnummer 043 321 6640. Afspraken zijn zowel op locatie als op onze vestigingen in Maastricht en Heerlen mogelijk.

 

 

Nieuws Overzicht