Procesbevoegdheid van VvE’s en individuele appartementseigenaars bij gebreken in nieuwe appartementsgebouwen

Door mr. M.C.E. van der Vleuten en prof. mr. R.F.H. Mertens* [1]

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat een aannemer of projectontwikkelaar [2] een appartementsrecht verkoopt in een nog te bouwen gebouw. Daartoe wordt dan een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met de koper. Het (toekomstig) gebouw wordt vervolgens in appartementsrechten gesplitst en het door de koper gekochte appartementsrecht wordt aan de koper geleverd. Wanneer zich na oplevering van het gebouw gebreken daaraan voordoen, komt de vraag op wie in rechte tegen de aannemer kan optreden. Deze vraag wordt veroorzaakt door het feit dat de appartementseigenaar geen volledig eigenaar van zijn woning is, maar mede-eigenaar [3] .

Contractueel heeft de aannemer zich ten opzichte van de opdrachtge-ver/koper/appartementseigenaar verbonden om het verkochte tot stand te brengen en te leveren, maar goederenrechtelijk wordt de bevoegdheid van de appartementseigenaar om na verwerving van het appartementsrecht tegen de aannemer op te treden, mede beheerst door de appartementenregeling in titel 5.9 BW. Het beheer over de appartementengemeenschap komt immers ingevolge artikel 5:126 lid 1 BW toe aan de vereniging van eigenaars (hierna: de ‘VvE’), met uitzondering van de gedeelten die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (hierna aan te duiden als ‘privé-gedeelten’).

Lees hier het hele artikel zoals gepubliceerd op VVErecht.nl